Mijn werkweek hier in Tokyo kent z’n rituelen. Het hotel ligt op precies een half uur loopafstand van de academie, door een prettige, luxe woonwijk met smalle straten. Ik vertrek om kwart over acht en groet de directeur van de middelbare school die naast het hotel gelegen is. Hij staat elke morgen van acht uur tot tien voor half negen bij het hek en verwelkomt met een kleine buiging elk van de paar honderd leerlingen die -geuniformeerd- in grote drommen van alle kanten komen aangesneld. Dan moet ik even verderop een drukke weg over steken, en bij Dior op de hoek de zijstraat in. Daar poetst een oudere heer elke morgen de ruiten, in weer en wind, met een blauwe emmer en een slang die uit de put steekt en waar pas water uitkomt als hij een verderop bevestigd kraantje opendraait. Hij roept af en toe wat naar me, maar dat kan ik natuurlijk niet verstaan. Vlakbij de academie is er de bewaker van een reklamebureau die alle mensen die naar binnen gaan groet en voor mij -elke keer- salueert. Dan is het kwart voor negen en ga ik naar binnen bij Stormers, de koffiezaak vlakbij het academiegebouw en dan vraagt hetzelfde meisje elke morgen ‘double shot?’, ‘double shot!’.